Tederheid en waakzaamheid
Walia van Lohuizen (1934 – 2013)
De wereld evolueert van onvolmaaktheid naar volmaaktheid;
zij heeft alle liefde en sympathie nodig;
grote tederheid en waakzaamheid wordt
van ieder van ons verlangd.
Dit is het aforisme uit de Beker van Saki van 15 juli, de dag waarop onze zoon Hamid [in 2001] in de zee werd opgenomen. Iemand schreef ons: “Wij zijn allen met elkaar verbonden en deze woorden verbinden ons nog meer. Het is alsof Hamid ons er op gewezen heeft. Een spreuk voor alle soefi’s, een spreuk voor de hele mensheid nú.”
Hier spreekt de mysticus Hazrat Inayat Khan. Met optimisme – een rechtgeaard soefi is optimist – : de wereld gaat vooruit, als wij ons daar tenminste voor inzetten. Bij het recente gebeuren in de wereld kunnen wij ons dit nauwelijks voorstellen. Het lijkt wel of wij teruggekeerd zijn in de grootste barbarij met alle repercussies van dien: haat, vergelding, geweld, verharding. Maar je ziet ook iets anders. Groot verdriet kan het hart verharden, maar het kan het ook openbreken, waardoor er een vlam uit kan slaan die alles verlicht. En daarmee en daardoor wordt die moeilijke weg naar perfectie betreden. En daar komt het op aan: dat wij ondanks alles evolueren, waardoor de wereld kan evolueren. En wat is daarvoor nodig: tederheid en waakzaamheid. Ik heb al eens eerder geschreven over de Poolse filosoof Themerson. Hij spreekt over onze erfdeugd, de tederheid. Niet over onze erfzonde, die het werken aan onszelf feitelijk blokkeert: (‘wij zijn nu eenmaal in zonde geboren en daar kunnen wij zelf weinig aan doen’). Maar een erfdeugd opent perspectieven: de tederheid is ons aangeboren en die nemen wij mee op weg, op weg naar ons ideaal.
Hoe kunnen wij nu die tederheid in ons cultiveren? Tederheid die zich uit in zorg en consideratie voor elkaar. Die gevoelens zien wij gelukkig ook op dit ogenblik te voorschijn komen. Hoe geven wij nu tederheid, die haaks staat op de boosheid en agressie, die door de recente tragedies worden opgeroepen, in onszelf de kans? Door ondanks alles dankbaar te zijn, zegt Inayat Khan, en het is geen loze frase. In het boek Mental Purification and Healing staat[i]: “wij kunnen nooit dankbaar genoeg zijn. Als wij de privileges van het leven kunnen appreciëren dan zijn er eindeloze gaven van boven waar we nooit over nadenken en die we nooit waarderen. Als wij dankbaar aan deze dingen denken, dan wordt op een natuurlijke wijze tederheid gevoeld.” Tederheid ligt dicht bij zachtmoedigheid. God is zachtmoedig en bemint zachtmoedigheid, staat in de Hadith[ii]. Dus dankbaar zijn ondanks alle ellende. Dat is heel wat. Wij nemen zoveel dingen als vanzelfsprekend aan. Wij hebben er toch gewoon recht op, het komt ons toe. Wij zijn vaak zo materialistisch. Het gouden kalf wordt aanbeden. Zo is onze houding in het Westen vaak geworden en wij vergeten onze minder bedeelde broeders en zusters in andere werelddelen en ook in de buurt. Deze houding maakt ons ook vaak aanmatigend en arrogant. En dat wekt jaloezie op. En jaloezie kan weer een motor zijn voor agressie. We moeten weer dankbaar zijn voor datgene wat we wel hebben en niet ongelukkig of boos om datgene wat we niet hebben, wat we verloren hebben of ons ontnomen schijnt te zijn. Er is altijd nog zoveel wat er wel is: schoonheid op allerlei niveaus. Als we dit maar willen zien. En schoonheid en tederheid zijn nauw met elkaar verbonden. “Schoonheid is iets dat verovert zonder zwaard, dat je vasthoudt zonder handen en dat tederder is dan bloemblaadjes…”[iii]. De profeet Mohammed zou volgens de Hadith gezegd hebben: God is schoonheid en hij houdt van schoonheid.
Er moet wel gestreden worden, de jihad moet gevoerd worden. Maar dan de grote jihad, de strijd tegen het eigen, kleine en bekrompen ego. Wat we nu zien is dat het woord jihad oneigenlijk gebruikt wordt. En wat is dat voor strijd die er gevoerd wordt voor een mooi plaatsje in de hemel met allerlei zaligheden met wijn en vele hoeri’s[iv] (geen hoeren, haastte een Westerse journalist zich om er wel bij te zeggen!). En dit niet alleen door jezelf te doden, maar ook nog eens duizenden onschuldige mensen! Er bestaat geen enkele godsdienst die dat propageert! Dat idee kan alleen voortkomen uit een zieke, geperverteerde geest. Een soefi, een vrouw, die in de achtste eeuw in Basra in het huidige Irak leefde, Rabia geheten, zei toen haar gevraagd werd waarom zij rondliep met in de ene hand een emmer water en in de andere hand een fakkel, dat zij dat deed om het paradijs in brand te steken en met het water het vuur in de hel te blussen. Ze zei: ik wil dat de sluiers verdwijnen en dat duidelijk wordt wie God uit liefde en niet uit angst voor de hel of hoop op het paradijs aanbidt. De mysticus Meester Eckhart (ca. 1260 – ca. 1328) spreekt ook over een liefde tot God zonder waarom. Maar veel mensen, zegt hij, willen God zien met de ogen waarmee ze naar een koe kijken, en willen van God houden zoals ze van een koe houden. Van een koe houd je om de melk en de kaas en daarmee ten bate van jezelf.
In iedere godsdienst gaat het erom echt mens te worden, je medemens op een goede manier te dienen, je naaste lief te hebben. Het prachtige en het verrassende is nu dat Hazrat Inayat Khan de tederheid, ingrediënt van de liefde, koppelt aan waakzaamheid. Want anders kan tederheid ontaarden in een soort kleffe toestand, waarin iedereen ‘lievig’ doet of in een sentimenteel wegdrijven op een roze wolkje. Nee, op onze weg naar een betere en humanere wereld is waakzaamheid geboden, naar binnen toe en naar buiten. Wij moeten alert zijn en wakker blijven. Het kwaad in de wereld bestaat. De ‘satan’ ligt op de loer op allerlei manieren, in alle mogelijke vermommingen. En wat is het kwaad? Inayat Khan formuleert het zo: “het is iets wat verstoken is van harmonie, het is iets wat schoonheid en liefde ontbeert en bovenal is het iets wat niet past in het leven, wat in het leven niet thuishoort. Het kwaad kun je vergelijken met vuur. De aard van het vuur is om alles wat op haar weg komt te vernietigen, maar hoewel de kracht van het kwaad zo groot is als de kracht van het vuur, is toch het kwaad ook zo zwak als het vuur. Want het vuur blijft niet doorbranden, het dooft uit en op deze manier blijft het kwaad niet voortduren. Zoals vuur zichzelf vernietigt, zo draagt het kwaad zijn eigen destructie in zich… In de vorm van woede, van passie, van hebzucht, van koppigheid ziet men het kwaad en ook in de vorm van bedrog en verraad.” Maar de wortel van alle kwaad is altijd een en dezelfde: egoïsme [v].
We moeten oplettend zijn, want er zijn allerlei valkuilen waar we in kunnen vallen uit onwetendheid, gebrek aan inzicht, uit egoïsme ook. Er is intelligentie, wijsheid en integriteit nodig. Laten wij op zoek gaan naar de echte leiders en ze steunen, en ons hoeden voor de valse profeten die uit zijn op macht. Werkelijke leiders kennen de tederheid, de echte liefde, de sympathie en de waakzaamheid, die voortkomen uit de prachtige combinatie van idealisme en realisme.
Eerder verschenen in De Soefi-gedachte, december 2001
[i]Hazrat Inayat Khan, Mental Purification and Healing, vol. IV, Delhi, 1999, p.51. (Gezondheid, XI)
[ii]De Hadith behelst de uitspraken toegeschreven aan en de verhalen over de Profeet Mohammed, in de Islam gerespecteerd en gezien als een belangrijke bron van de religieuze wet en als een morele leiddraad.
[iii]Hazrat Inayat Khan, Philosophy, Psychology and Mysticism, vol. XI, Delhi, 1990, p.192.
[iv]Schone jongvrouwen in het paradijs
[v]Hazrat Inayat Khan, Sufi Teachings, vol. VIII, Delhi, 1990, p. 104.