Bewustzijn
Concept
Dit opstel is een persoonlijke bespiegeling op enkele noties uit de ‘teachings’ van Hazrat Inayat Khan, met name over het primaire godsbegrip, over de ziel, over bewustzijn, over de mens, zoals o.a. in zijn boek “De ziel vanwaar waarheen” verwoord. Over verruiming van bewustzijn: fysiek, mentaal, hart en ziel. Deze verkenning legt summiere verbanden met bijvoorbeeld de visie van Teilhard de Chardin over de ontwikkeling van het bewustzijn. Flitsen uit de natuurwetenschap komen voorbij (big bang, kleine-deeltjesfysica). Er is de laatste jaren veel aandacht voor verruimde inzichten in het bewustzijn, onder andere Nabij de Dood Ervaringen (NDE,vroeger BDE), bewustzijn ook buiten het brein. Het opstel maakt deel uit van een zoektocht naar het godsbegrip in deze tijd, waarmee ik begon in de Soefi-gedachte van juni 2012. Lees het als een persoonlijke interpretatie van sommige van Inayats teachings.
De AlZijnde
Het verhaal begint met het visionaire zicht van Inayat op het bewustzijn als het Zijn van wat we plegen God te noemen.
De AlZijnde: samengebalde energie, in zich besloten. Een onuitsprekelijk verlangen om bewust te worden door haar energie te manifesteren, als kracht te openbaren, en uit te storten in ruimte en tijd, te worden tot een veelheid. Licht in ieder en alles. Zo groot was deze samengebalde energie, zo vol licht en vuur, dat ze uitbarstte als een vulkaan en het hele al met haar straling vulde, het hele heelal vervuld van de AlZijnde. Het AlZijnde dan zich manifesterend in materie en ruimte. Vluchtige materie, een en al vibratie en straling. Een durend proces van worden en zijn. Bewustzijn gemanifesteerd en daardoor opgesloten in vorm.
Deze materie verdicht zich nu in gigantische zonnen, hele stelsels van verlichte materie, gloeiend van licht en kracht, omgeven door onmeetbare ruimtes, elk weer vervuld met alom verspreide lichtmaterie. Een vulling die vervulling is, en eeuwig duurt. Al-aanwezige energie.
Langzaamaan verdicht zich deze vluchtige materie tot vaste stof, is tot steen geworden; grote massa’s ondoordringbaar gesteente, eerst nagloeiend, steeds vaster van vorm. Massief opgebouwd? Ja!, en nee, want in wezen bestaand uit steeds kleinere partikels, kleiner dan het molecuul, kleiner dan het atoom, kleiner dan …. elk omgeven door ruimte en nog meer ruimte; ruimte in ruimte; een fenomeen dat de essentie van materie uitmaakt.
In zich inkerend openbaarde het bewustzijn (de geest) zich in elk van die partikels als een heelal in microvorm. Kleine deeltjes in eindeloos groot verschijnende microruimtes, vol energie en dynamiek, pulserend, vibrerend van leven. Elk van deze deeltjes wederom kleine heelals vormend van partikels en ruimte, losse deeltjes schijnbaar willekeurig, zonder onderliggende verbinding. En toch samengebonden in een magnetisch veld, pulserend rond de kern, een harmonieus functionerend geheel. Elk deeltje bewust van het toebehoren tot de kern, onbereikbaar en toch het presente middelpunt van al wat beweegt, in dat ene micro-universum. Elk deeltje een individu maar bovenal deel van het geheel. En zo voltrekt zich de manifestatie van de AlZijnde in machtige heelals, zo op oneindig macroniveau als in peilloze microdiepten.
Aldus werd het Zijnde zich bewust van het al, en belevendigde zich tot de AlZijnde. Bewust van de samenhang, van de eenheid van het al, bewust van zichzelf in de manifestatie. Elk deel, van micro tot macro, apart en gescheiden, toch één, verbonden, in zowel schepping als werking. Verbonden in een kosmisch bewustzijn, macro zo als micro.
Creatieve scheppingsdrang
Het bewustzijn van de AlZijnde toonde evenwel een krachtigere manifestatiedrang dan ‘alleen’ tot hele zonnen en zonnestelsels en op steeds hogere niveaus. En ook krachtiger dan ‘alleen’ door-dringend op steeds kleinere schaal tot in de essentie van materie. Er gebeurt iets bijzonders, uniek in dat hele heelal. Het AlZijnde richtte zich met een krachtige straal (was dat toevallig, willekeurig?) op één enkel punt, een subsub-partikel van één enkele zon in dat ene kleine stelsel, de Melkweg geheten: op een kleine partikelplaneet van de kleine ster zon.
Hier transformeert de energie zich in een uitzonderlijk creatieve scheppingsdrang. Hier vindt de AlZijnde de ruimte (akasha) tot leven, een uit zichzelf voortvloeiend proces van steeds nieuwe vormen van bestaan, culminerend in steeds hogere vormen van leven, en daarmee de gelegenheid creërend zich bewust te worden van dat eigen scheppend bewustzijn. Een bewustzijnsexplosie, getemporiseerd over miljarden jaren, maar machtig en durend. Het vindt nieuwe vormen om zich te belichamen, mineraal, plant, dier en tenslotte in het verschijnsel mens. Telkens geraffineerdere vormen voor de ontplooiing van het bewustzijn en de toepassing ervan. Zo in de mensheid als in het individu.
De AlZijnde is het al, is het zijn, in en om, bij en rond alles en een ieder; hij omvat daarom alle bewustzijn. Dies is mijn bewustzijn het zijne, zoals het AlZijnde ook mijn bewustzijn is, zij ’t onbewust, wellicht onderbewust; bij geval metabewust (zie het andere stuk). Ik ken het niet maar heb er weet van, al weet ik het niet. Zoals de druppel deel is van de oceaan maar het niet weet. Zijn wezen is hetzelfde als de oceaan maar hij weet het niet. Als dat weten er wel was zou druppel besef hebben van het alomtegenwoordige, het aldoordingende, het AlZijnde van de oceaan. Metaforisch gezegd, elk kent zichzelf als entiteit maar tegelijk, in een onderbewust kennen, weet hebben ergens vandaan te komen, ergens bij te horen: een toebehoren, een deel zijn van; met een heimelijk verlangen tot realisatie van die ontmoeting, van die eenheid.
Evolutie van het bewustzijn
De ontstaansgeschiedenis van het leven kenmerkt zich in de evolutie van het bewustzijn, een verruimend bewustzijn, in steeds diepergaande verbanden; Teilhard de Chardin (Het verschijnsel mens) was de eerste in de moderne tijd die in het bewustzijn deze dimensies schouwde. ‘God slaapt in het mineraal, droomt in de plant, ontwaakt in het dier en realiseert zichzelf in de mens.’ Een bewustzijn dat zich volgens wetmatigheden ontwikkelt tot het vastloopt (anomalie). Dan is er een schaalsprong nodig; door een mutatie verruimt het bewustzijn en kan vanuit een hoger gezichtspunt inzicht krijgen in verbanden tussen verschijnselen die los leken te staan en nu tot een groter geheel blijken te behoren. Een communicatieve verbondenheid in een besef van de gezamenlijk beleefde essentie. Een bewustzijn dat uiteindelijk tot het besef zal komen van de eenheid van het Al, zelf deel te zijn van de AlZijnde.
Deze evolutie culmineert in het vermogen van het bewustzijn zich bewust te worden van het bewustzijn, een spiegel in zichzelf. Echter, deze belichaming van het bewustzijn heeft ook een omgekeerde invloed: een inkadering van wat tot nu toe het pure onbegrensde bewustzijn was tot geest in een belichaming. Zijn vermogen tot introspectie en verruiming wordt ingedamd doordat het ingekaderd wordt in het fysieke, zowel als het mentale, als het gevoelsmatige: lichaam, mind, hart. Het individu erkent zichzelf als zodanig; de een leeft vanuit zijn lichaam, een ander is mentaal, een derde is gevoelsmens, alles in gradaties. En de geest uit zich door middel van die instrumenten die hij als de zijne erkent. Deze geest noemt Inayat Khan de ziel; de ziel is een stralende straal van het pure bewustzijn, dat in religieuze termen God wordt genoemd, en in de mystiek de AlZijnde.
De ziel
De mens herkent zichzelf als schakel in deze ontwikkeling door zijn vermogen tot bespiegeling op het zelf; hij erkent zichzelf als een lijfelijke entiteit die fysiek functioneert; of hij ontdekt de sturende kracht van de gedachtewereld (mind); of hij identificeert zich met zijn emoties of met zijn diepere gevoelens. Of hij onderkent deze trias als één geheel, als zijn zelf. Maar vergeet zijn ziel. Toch heeft hij een vermoeden dat er een dimensie ontbreekt; is er niet een verbindende levenskracht, een groter bewustzijn dat verder reikt dan de gebruikelijke gedachte dat ik mijn lichaam ben, mijn denken en mijn gevoel; of het dilemma hoofd of hart wellicht oplosbaar is. En dan ontdekt hij de ziel, een straal van dat AlZijnde.
Zo bestaat de mens, ieder mens, als een organisme van lichaam, mind en hart, bekrachtigd door de AlAanwezige energie, belevendigd door een straal van de AlBewuste, adem ingeblazen tot leven. Deze adem houdt hem in stand; de adem als navelstreng met het voedende licht afkomstig uit de oceaan van all-sufficient levenskracht; vulkanische kracht, gevoed vanuit een geheime schatkamer van gloeiend licht. Of anders gezegd, een artesische bron, verborgen onder de ondoorlatende lagen van menselijke beperkingen; maar wanneer aangeboord spuit het met een onuitputtelijke kracht, telkens wanneer de mens de kraan van het hart opent, zich ontvankelijk toont; in staat is het gegevene te absorberen. Energie en levenskracht omhuld door lichaam, mind en hart: materie, denkwereld, gevoelswereld.
Zoals het oorspronkelijke bewustzijn de drang kende tot manifestatie, die onherroepelijk leidt tot beperking, zo kent de ziel omgekeerd het onherroepelijke verlangen naar de volheid van het licht, de zon waaruit zij voortkwam; naar een puurheid die losmaakt van beperking: de vrijheid van de geest (iets anders dan we onder geestelijke vrijheid plegen te verstaan), een puurheid om in op te gaan.
Een schijnbare tweeledigheid: ontwaken
Uit die tweeledigheid ontstaat een innerlijke strijd in de mens. Enerzijds heerst het verlangen het leven te ervaren juist door (en in) het lichamelijke (en andere vormen van het materiële). Evenzeer door (en in) de mentale wereld, zowel buiten als binnen het individu (mind). En evenzeer door (en in) de gevoelswereld, eveneens zowel binnen als buiten het individu (hart). Anderzijds is er de hunkering naar volkomenheid, om het grootse buiten zich te ervaren en daarin op te gaan. Maar ook om de stilte binnenin te vinden en je daarin te verliezen. Beide zijn ervaringen vervuld van ontzag voor het onnoembare. Maar ook als herkenning van datgene dat ook in het zelf besloten ligt en roept om een ontwaken.
Want het AlZijnde opent zich ook als je essentie;
je maakt deel uit van het Al,
het omgeeft je, omarmt je;
je weet er deel van uit te maken:
je weet je deel van het Al, het Al jou omvattend;
de ik die jij zegt, de ik die gij zegt,
de gij die jouw opneemt, de jij die jou omarmt.
Een liefdeservaring, van schoonheid en harmonie.
Een relatie die abstract is maar juist ook persoonlijk. Ontzag en intimiteit als een ineenvloeiende werkelijkheid van ervaring. Je komt voort uit die kracht, je wordt omringd door die presentie, micro zowel als makro. Een presentie die heel de natuur en de mensheid omvat; de ware broeder/zusterschap. Een dubbele eenheid: zo verticaal, zo horizontaal. En uiteindelijk is er het streven van de ziel terug te keren naar de AlZijnde: op te stijgen tot haar culminatie.
Uit een ingeboren weten zoekt de ziel een uitweg uit die tweeledigheid, een die het een zowel als het andere mogelijk maakt. De sleutel ligt in de verruiming van datzelfde bewustzijn, juist in (en doorheen) lichaam, mind en hart waardoor de tegenstelling tussen beperking en volkomenheid, tussen ruimte en beperking, tussen ik en gij vervloeien en als één stroom uitvloeit in de zee van de AlZijnde. De weg is een alchemistisch proces waarin de instrumenten steeds verder dienstbaar worden aan het licht van de ziel. Het is een telkens weerkerend proces van transformatie van lichaam, mind en hart, in een opklimmende spiraal, een proces waarbij die instrumenten als het ware licht-doorlatend worden, iets van de straling van de ziel doorlaten. Het eerste stadium heet in het Engels translucent: het licht schijnt door maar je ziet het niet. In het tweede stadium is er sprake van transparantie, de sluiers worden steeds meer weggetrokken; ze lossen op, zoals de zon de wolkensluiers oplost of wegblaast.
Hoe?
Hoe? De ziel hunkert naar een zuiverder vorm van kennen. De mind (als het geheel van ondermeer denken, memorie, wil, ‘egoschap’) zoekt weliswaar helderheid, inspiratie en een vermogen dingen tot stand te brengen maar het leven zit vol beperkingen. Wanneer het licht van de ziel toegelaten wordt en wanneer de hard geworden schil doorlatend wordt kan de mind een klare helderheid ervaren, kan de inspiratie gaan stromen en de ‘maakwil’ tot een levende scheppingskracht worden. In het onderbewuste huist echter een glimp van dat licht; wellicht uit een prenataal bestaan van de ziel?, en een afspiegeling van het postmortale?
Thuiskomen
De ziel hunkert naar ruimte in zichzelf en om zich heen, naar een veredeling van het hart; een hunkering naar al wat mooi is, harmonieus en vol liefde. Maar het hart zit vol beperkingen. Wanneer het licht van de ziel wordt toegelaten en wanneer de hard geworden schil doorlatend wordt; kan het hart het licht reflecteren vanuit je onderbewustzijn waar schoonheid verrukkend wordt, liefde puur, en harmonie alomvattend, alles doorheen het hart, een herkenning van een prenatale zielservaring (engel-sfeer) en een voorafspiegeling van het postmortale? Echter, de ziel met haar instrumenten staat niet alleen in haar verlangende streven naar het licht; er is twee-richtingverkeer. Want, metaforisch gesproken is de AlZijnde op zoek naar ‘verloren’ stralen. Hij is het stuwmeer van licht; een oceaan van waaruit een welkomstwoord klinkt.
Dit opstel is begonnen te schetsen hoe het bewustzijn als AlZijnde het al omvat en belevendigt. Verruiming van bewustzijn in de mens brengt het besef teweeg dat de mens deel is van dat onmetelijke albewustzijn, de AlZijnde. Ons bewustzijn is er deel van. Alle ervaringen, gedachtes, gevoelens zijn er deel van. Zoals het albewustzijn potentieel deel is van ons bewustzijn. Inayatg Khan spreekt dan over de ‘divine mind’. Uiteindelijk is de ziel onderweg, terugkerend naar die zon waaruit ze voortkwam. Die terugkeer is een reis van het bewustzijn, de belichaming van de geest. Of is het bewustzijn de belichaming vaan de geest? Uiteindelijk neemt de zon van het ganse heelal alles weer in zich op. Alle druppels verenigen zich in de onmetelijke alomtegenwoordige oceaan van de AlZijnde – waarvan we nooit gescheiden zijn geweest, al wisten we het niet. Of wel?
Een schoon beeld, een verlokkend perspectief voor wie de heimwee heeft ontdekt. Niet in volmaaktheid te verkrijgen zolang de ziel geborgen is in materiële gestalte. Wel volkomenheid in wat je vermag, vol gekomen van het doel van je leven. Maar het hoeft geen ver perspectief te zijn. De boodschap van deze tijd is dat een glimp hiervan in het aardse leven hier gerealiseerd kan worden. En die mogelijkheid ligt in een bewust zoeken naar de verruiming van je bewustzijn zodat je een glimp van het grotere bewustzijn ervaart in lichaam, mind en hart: de ziel.
Waartoe?
En waartoe dit alles? ‘Om God en de mensen te dienen’, zegt Inayat Khan. Wanneer het bewustzijn zich verruimt wordt het omvattend, je weet je deel van het AlZijnde zoals het zich voordoet in alles, de natuur, het leven de mensheid, en vooral in je medemens. Dat helpt in de vervulling van het ideaal van broederschap.
Deze verkenning beweegt zich op het metafysische vlak. Dat is eigen aan het onderwerp bewustzijn als een verschijnsel dat in principe los staat van het brein. Inayat spreekt echter zelden in zo abstracte termen. Het gaat in het spirituele leven toch vooral over het hier en nu in al onze betrekkingen tot de ander en je omgeving. Dat vraagt zelfkennis: over hoe we omgaan met onze instrumenten lichaam, mind en hart, een soefi antropologie; en hoe te zoeken naar de ziel ondanks of juist doorheen haar instrumenten. Het primaire doel van soefi spiritualiteit is en blijft om God en vooral de mensen te dienen.
Eerder verschenen in De Soefi-gedachte, december 2012